Coloradokever (Leptinotarsa decemlineata (Say))
Orde: Coleoptera (kevers)
Familie: Chrysomelidae (bladkevers)
De coloradokever, ook wel bekend als aardappelkever, is oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika, maar is door het meereizen met de aardappelplant wijdverspreid geraakt over de wereld. In Nederland wordt de kever niet meer op grote schaal aangetroffen.
De larven en kevers voeden zich uitsluitend met planten uit de nachtschadefamilie, waar o.a. aardappel, tomaat en aubergine onder vallen, en kunnen door hun vraatzucht aanzienlijke schade aanrichten.
Zowel de larven als de kevers zijn giftig.
Uiterlijk
De coloradokever is een duidelijk te herkennen geel met zwart-gestreepte kever van 8-10 mm lang. Het lichaam is ovaalvormig en zeer gewelfd. Op het oranjegele halsschild staan 2 omgekeerde L-vormige lijnen en enkele zwarte vlekken. De dekschilden zijn geel en hebben elk 5 zwarte strepen. De kevers kunnen goed vliegen.
De eitjes van de coloradokever zijn oranjegeel van kleur en worden afgezet aan de onderkant van de bladeren van de waardplant. De larven zijn bij geboorte grijsachtig van kleur, maar verkleuren later van lichtrood naar donkerrood. Ze bezitten twee rijen met zwarte stippen aan weerszijden en worden zo’n 15 mm lang.
Ontwikkeling en leefwijze
Kevers ondergaan een volledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult.
De coloradokever overwintert in de grond en ontwaakt in april. Er wordt direct gezocht naar voedsel en begonnen met de voortplanting. De vrouwelijke kevers zetten hun eitjes in groepjes af aan de onderzijde van bladeren van waardplanten. Zij kunnen in een tijdspanne van enkele weken wel 500 eitjes leggen.
Afhankelijk van de temperatuur komen de eitjes na 4-15 dagen uit. De larven voeden zich met de bloemen en bladeren van de waardplant en kunnen zich zelfs tegoed doen aan de houtige delen van de plant. Na 2 tot 3 weken laten de volgroeide larven zich vallen en graven zich enkele centimeters in de grond in, om daar te verpoppen.
Na 1 à 2 weken komen de zomerkevers tevoorschijn.
Afhankelijk van de ontwikkelingssnelheid (temperatuur gebonden) volgt er al dan niet nog een generatie.
Schade
Omdat de coloradokever een exoot is, heeft hij in nieuw
gekoloniseerde gebieden niet of nauwelijks natuurlijke vijanden die bestand zijn tegen het gif van de larven en de
kevers. Daardoor kunnen ze veelal hun gang gaan en
aanzienlijke schade veroorzaken aan hun waardplant. In o.a. de aardappelteelt kunnen de larven, wanneer ze in
grote aantallen voorkomen, hele velden kaalvreten. Ook in moestuinen kan de schade aan waardplanten behoorlijk zijn.
Wering
Om coloradokevers te weren uit moestuinen, is het verstandig om onkruid zo snel mogelijk te verwijderen.
Daarnaast kan het gebruik van folietunnels of vliesdoek over de planten de kevers op afstand houden. Let op! Eventueel aanwezige overwinterende kevers in de grond kunnen in het voorjaar tevoorschijn komen onder de folietunnels of het vliesdoek. Blijf de planten daarom controleren op vraatschade en op aanwezigheid van kevers, larven en eitjes.
Bestrijding
De coloradokever staat bekend om zijn vermogen resistentie tegen insecticiden te ontwikkelen. Dit maakt het uitermate lastig om deze kever met chemische middelen te bestrijden.
In moestuinen kunt u ervoor zorgen dat de overwinterende kever zich in het voorjaar niet kan voortplanten. Controleer in de lente het loof van waardplanten op vraatschade en op eitjes van de coloradokever. Verwijder aangetroffen kevers en eitjes en vernietig deze. Ook de larven van de zomergeneratie kunnen het beste worden verwijderd en vernietigd. Draag tijdens het verwijderen van de insecten handschoenen, aangezien de kevers en larven giftig zijn en irritatie aan gevoelige huid kunnen veroorzaken.
Op aardappelvelden is de meest effectieve “bestrijdingsmethode” om aan vruchtwisseling (wisselbouw) te doen. Door het aanhouden van een bepaalde rotatie, worden er maar eens in de zoveel jaar aardappelen geplant. De overwinterende kevers die in het voorjaar tevoorschijn komen, hebben zo geen voedsel voorhanden en zullen zich lopend moeten verplaatsen op zoek naar een geschikte waardplant, aangezien zij eerst iets moeten eten om hun vliegspieren te regenereren.
Wanneer aan vruchtwisseling wordt gedaan, moet er in een straal van ten minste 500 meter geen geschikte waardplant aanwezig zijn.
Advies
Mochten de wering- en bestrijdingsmaatregelen, uitgevoerd aan de hand van deze informatie, onvoldoende resultaat opleveren, neem dan contact op met het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD).
Bron: KAD